Een team van leiding heeft de verantwoordelijkheid en de taak er een fantastische week van te maken.
Zonder zichtbare enthousiasme is dat uiteraard nie tmogelijk. Het is belangrijk een goede sfeer te scheppen waarin ieder zich thuis voelt. Zowel deelnemers als leiding. Het moet tussen de deelnemers onderling, binnen de leiding en tussen de deelnemers én leiding “klikken”.
Het mooiste is dat het kind of de jongere aan het einde van de week huilend naar huis gaat en zegt: ik zal jullie missen…
Leiding en deelnemers:
Het is van belang tijdig mogelijke leiding te benaderen. In januari moeten de eerste contacten al worden gelegd. Vaak is er al een kern van ervaren mensen die bijvoorbeeld bij andere organisaties hebben gewerkt. Daarnaast moeten uiteraard ook “nieuwe” mensen een kans krijgen. Het is goed vooraf een bepaalde verdeelsleutel te maken wat betreft de verhouding ervaren – onervaren leiding.
Hoeveel personen het team telt, hangt af van de grootte van de deelnemersgroep. Een mooie verhouding is 1 leiding op 5 deelnemers, maar wel moet een minimum van vijf in acht worden genomen, omdat je ongeacht het deelnemersaantal te maken hebt met vaste werkzaamheden als bijvoorbeeld koken.
Ook de leeftijd is belangrijk: een teamlid moet minimaal drie jaar ouder zijn dan de deelnemers, maar ook hier geldt een minimum van 16 à 17 jaar. Dit is afhankelijk van de doelgroep van de kampvormen.
Vóór iemand zich opgeeft als teamlid moet hij zich bewust zijn van het karakter van het kamp. Iemand die nooit affiniteit heeft gehad met de zorg, zal snel moeilijkheden ondervinden tijdens een autistenkamp.
In april/mei dient een begin gemaakt te worden met de eerste voorbereidingen. Voordat concreet naar het kamp toegewerkt wordt, vindt kennismaking plaats:
a. tussen stafleden;
b. met het kampwerk van de organisatie of stichting
Na bovenstaande volgt de voorbereiding op het kamp: programma, taakverdeling en afspraken.
Leiding
Hoofdleiding
De hoofdleiding zorgt voor de goede gang van zaken binnen het kamp. Hij/zij coördineert alle activiteiten die er binnen de week plaatsvinden. Bij meningverschillen beslist de hoofdleiding.
De hoofdleiding zorgt voor de relaties naar buiten: overleg met de eigenaar van de accommodatie, kontakt met de dokter, kontakten net de ouders.
De hoofdleiding houdt toezicht op en geeft sturing aan de kampleiding. Hij/zij ziet toe op orde, structuur en veiligheid tijdens de kampweek.
De hoofdleiding zorgt dat hij/zij ten allen tijde telefonisch bereikbaar is voor de algemene leiding. Hij/zij heeft hiervoor de beschikking over een mobiele telefoon van de organisatie.
Algemene leiding
De algemene leiding dient ter ondersteuning van de (hoofd)leiding en houdt tevens toezicht op het algeheel functioneren van de activiteiten. Daarnaast is hij/zij belast met de externe communicatie en bemiddelt op verzoek tussen hoofdleiding en kampleiding. In beginsel is de algemene leiding niet belast met uitvoerende activiteiten en is dus niet noodzakelijk aanwezig op de kamplocatie. Hij/zij is in het bezit van de mobiele telefoon waarvan het nummer als noodnummer is doorgegeven aan ouders en verzorgers.
De algemene leiding heeft dagelijks (telefonisch) contact met de hoofdleiding.
Kookleiding
De kookleiding bestaat meestal uit 2 personen: een ‘hoofdkok’ en een kookhulp. Zij verzorgen voor de deelnemers en leiding alle maaltijden en tussendoortjes. Ook het doen van de boodschappen hoort hier bij. Mocht er maar 1 kookleiding zijn, dan wordt deze iedere dag bijgestaan door iemand van de overige leiding. Dit kan rouleren, maar kan ook steeds dezelfde persoon zijn (een en ander in overleg met de leidingploeg).
De kookleiding is er ook verantwoordelijk voor dat het ontbijt op tijd klaar staat. Natuurlijk ben je vrij om dit met je medeleiding te regelen, zodat je niet iedere ochtend als eerste je bed uit moet.
Voorbereiding
Tijdens de voorbereiding worden allerlei afspraken gemaakt:
Welke activiteiten worden georganiseerd?
Wie verzorgt welk programma onderdeel?
Wie neemt welke specifieke taak op zich?
Wat het programma betreft, is het goed rekening te houden met het volgende:
Individuele kwaliteiten: het ligt voor de hand, dat een creatief iemand een avondje-creatief voor zijn/haar rekening neemt. Wel moet gewaarschuwd worden voor een bepaalde vanzelfsprekendheid in de zin van: ‘jij deed vorig jaar het kampvuur zo leuk, doe het nu weer’. Het kan best zo zijn, dat betreffende daar helemaal niets voor voelt.
Bovendien: wie weet welke kwaliteiten nieuwe mensen hebben. Misschien is daar ook een kampvuur-specialist(e) bij
Pas er voor op, dat een nieuw staflid niet overbelast wordt. Niet iedereen praat even gemakkelijk voor een grote groep. Er is in een eerste jaar een hoop te leren. Geef daarom een beginneling gelegenheid rustig de kat uit de boom te kijken.
Behalve het programma zijn er algemene taken te verdelen: zorg voor het spelmateriaal, de kas, de EHBO-trommel, de inkopen, het ‘winkeltje’ en natuurlijk het koken.
Een vaste kok/kookster kan aangesteld worden, maar ook is het mogelijk een roulatie-systeem te hanteren. Er moeten dan wel duidelijke afspraken gemaakt worden. Degene, die kookt, heeft daar uiteraard de tijd voor nodig.
Een aantal bepaalde werkzaamheden komt tijdens het kamp regelmatig terug: afwassen, aardappelen schillen, toiletten/douches schoonmaken, zalen vegen enz., kortom corvee. Aan het begin van de kampweek maakt de hoofdleiding korveeploegen en een korveerooster.
Het is belangrijk het aantal korveeploegen overeen te laten komen met het aantal stafleden, zodat iedere leid(st)er een groepje deelnemers onder zich kan nemen.
Hoe verloopt een kampweek
Dit is natuurlijk voor ieder kamp verschillend en het hangt van vele factoren af. De leiding, de omgeving, het weer, de deelnemers enz.
Maar globaal is er wel een overeenkomst te vinden tussen alle kampen.
De start van de kampweek
twee manieren om een kampweek te starten:
a) met een bestaande groep
b) deelnemers die elkaar voor het eerst ontmoeten
De deelnemers moeten eerst aan elkaar en het kampterrein wennen. Dit kun je versnellen door kennismakingsspelletjes en teamspelen. Of door wandelingen om het terrein te verkennen. De deelnemers zijn nog zeer verwachtingsvol en lijken onvermoeibaar. Ze zijn heel erg bezig om elkaar te leren kennen.
Halverwege de week zie je vaak een terugval. De deelnemers raken vermoeid. De nieuwigheid is eraf er ontstaan soms ook wel wat ruzies tussen de deelnemers. Als leiding is het daarom belangrijk dat je wel aan een goede nachtrust toekomt om zelf alert te blijven. Je kunt de situaties opvangen. Door midden in de week een leuk, maar toch wat minder inspannend (vermoeiend) programma onderdeel te plannen en/of een keer een uitslaapmorgen te houden.
In een kampweek merk je al snel dat sommige deelnemers erg naar elkaar toetrekken, aan het einde van de week wordt dit meestal nog sterker. Immers ze naderen dan al weer het afscheid. Er worden afspraken gemaakt en ze willen graag de mogelijkheid om even zonder programma gezellig bij elkaar te zijn. Denk hier goed aan.
De voorbereiding op een kampweek
Als je je voorbereidt op de kampweek moet je op heel veel punten letten. Het volgende lijstje kan dienst doen bij de voorbereidingsgesprekken van het team.
Het zoeken van een accommodatie; meestal moet je dit al een jaar van tevoren regelen.
Wat zijn de mogelijkheden van de accommodatie
Hoe ziet de accommodatie eruit, welke ruimten zijn er beschikbaar.
Welke mogelijkheden geeft de vormgeving.
Welke programma’s ‘horen’ bij de accommodatie.
Welke regels stelt de beheerder/eigenaar.
Op welke punten moet je letten, technische zaken enz.
Relaties van het kamp
Adres en telefoonnummer van de dokter.
Hoe gaat de inkoop, wie zijn de leveranciers.
Welke mensen uit de buurt willen je helpen bij het programma. (altijd een fijne samenwerking bij een vossenjacht of speurtochten met posten, excursiemogelijkheden, boswachter, relaties bij het VVV-kantoor.)
Taakverdeling en verantwoordelijkheden
Taak van de hoofdleider
Zorg voor de inkoop van voeding, maken van menu- en hoeveelheidlijsten.
Zorg voor spelmateriaal.
Zorg voor financiën (eventueel).
Zorg voor E.H.B.O. en materiaal.
Zorg voor de keuken/relatie naar de keuken.
Samenstellen van een (voorlopig) weekprogramma
Welke programma’s worden van te voren voorbereid;
Wat is de grote lijn/rode draad door het programma;
Wordt er eventueel een kamplied gemaakt of een lange yell;
Hoe worden de deelnemers bij het programma betrokken.
Maken van een programma voor de eerste dagen
Hoe vangen we de deelnemers op.
Wie zorgt er voor de eerste ontvangst en maakt kennis met ouders/verzorgers.
De staf dient ruim van tevoren aanwezig te zijn.
Het van tevoren gereed hebben van een programma voor de eerste dagen geeft je de mogelijkheid om je intensief met de deelnemers bezig te houden. Let op de mogelijkheden om kennis te maken met elkaar en met de omgeving en zorg voor de vaart in het programma
Afspraken maken over de kampregels
Denk aan: bedtijden, roken, corveezaken, drankgebruik.
Let hierbij ook zeker op de regels die de accommodatie stelt!
Hoe geven we vorm aan religieuze aspecten
Houd rekening in de keuken met moslims;
Een moment stilte voor de maaltijden;
Eventueel een gezamenlijk gebed.
Financiën
Welk budget is er, welke regels zijn er.
Wie beheert de portemonnee?
Hoe vaak maak je per week het kasboek op
Wat te doen met de pinpas en pincode
Afspraken over stafoverleg
Wanneer kun je dat het best houden.
Wie maakt het verslag aan de hand van het evaluatiepapier.
Welke punten bespreek je
Kennis maken in/met de staf van de week
Hoe zie je het kamp;
‘Houding’ ten opzichte van de deelnemers;
Wat zijn je sterke punten, waar zie je tegen op?
Wie moet er nog ‘bijgepraat’ worden.
Wellicht kan het lijstje met richtlijnen voor stafleden als gesprekspunten dienen.
Evaluatie
Als je voorbereidingen maakt voor een kampweek hoop je natuurlijk dat alles gaat, zoals ieder zich het vooraf voorstelt. In werkelijkheid zal dat maar zelden het geval zijn. Daarom is het noodzakelijk regelmatig als staf te praten over het reilen en zeilen van het kamp.
Het beste moment daarvoor is meestal ’s avonds wanneer de deelnemers naar bed zijn. Dan pas kun je rustig praten. Iemand van de hoofdleiding leidt doorgaans het gesprek. Wat komt aan de orde? In z’n algemeenheid het volgende:Hoe verliep het programma vandaag? Wat ging er mis? Hoe kwam dat? Hoe zou het beter kunnen? Hoe gaat het met de deelnemers? Problemen, zo ja wat kunnen we er aan doen? Is er misschien één van de staf, die zich wat nadrukkelijker bezig gaat houden met het betreffende kind? Een volgende avond erop terug komen!Hoe heeft de staf de dag ervaren? Moeilijkheden, zo ja, hoe op te lossen? Houden we het nog vol? Hebben we er nog lol in? Nog iets in het algemeen op te merken over de afgelopen dag? Hoe ziet de dag van morgen er uit op papier? Wat staat er op het programma? Zijn de voorbereidingen rond? Waar moet er nog bijgesprongen worden? Willen we iets veranderen/willen de deelnemers iets heel anders?
Wie staat er morgen vroeg op?
Zijn er nog boodschappen voor morgen?
Nog iets in het algemeen voor de volgende dag?
Het is van groot belang, dat alle stafleden de hele nabespreking meemaken.
Natuurlijk is ieder na de bespreking vrij te gaan en staan. Nog wat gezellig bij elkaar zitten, is goed voor de sfeer onderling. Tekort aan nachtrust mag uiteraard niet ten koste van de deelnemers gaan.
Na het kamp vindt ook meestal een evaluatie plaats. Wanneer er wat tijd overheen gegaan is, bijv. na een week of twee, drie. Het is goed om ‘van afstand’ nog eens terug te kijken op het kamp. De nabespreking heeft dan meer betrekking op het kamp in het algemeen.
Mogelijke aandachtspunten zijn:
Kwamen de verwachtingen, die je vooraf had, uit?
Vind je dat je genoeg gedaan hebt? Had je neer willen doen?
Sprak de leeftijdsgroep je aan? Kwam de staf uit met het budget?
Welke programma-onderdelen kun je beter laten varen?
Beviel het al dan niet werken met een thema?
Wat is ieder het volgend jaar van plan?
Een evaluatie-weekend moet niet te ‘strak’ georganiseerd zijn. Er moet ruim de gelegenheid zijn gezellig na te babbelen, foto’s te bekijken enz.
ACTIVITEITEN
Voorbereiden van activiteiten
Bij het maken van een programma zul je met een aantal zaken rekening dienen te houden:
De deelnemers
De omgeving
Het tijdstip
Vaardigheden van de leiding
Materialen
Voorbereidingstijd
Inlichten van instanties
Financiën
De organisatievorm
Veiligheid
Deelnemers
Pas je programma aan de leeftijd van de groep, de interesses en de grootte van de groep.
Soms draai je een kamp met kinderen die onder “bijzondere doelgroepn” vallen. De meeste kinderen hebben een bepaalde achtergrond, zoals gedragsproblematiek, extra aanwezig door ADHD of een vluchtelingenverleden. Kijk ook goed wat tegenwoordig de kinderen bezighoudt. Nu is de rage Medabots, Totally Spies en de Spinners.
De omgeving
Welke mogelijkheden biedt het terrein? Welke activiteiten doe je waar? Let daarbij op de bodem, obstakels, ruiten die kunnen sneuvelen, etc. Grasvelden kan je bij regen wel vergeten. Dan is het daar drassig en modderig. Het bos is de laatste jaren een beetje uitgedund, dus zoekspelletjes in het bos wordt was lastiger. Welke mogelijkheden heb in binnenlocaties? Worden er in de buurt van de activiteiten andere activiteiten georganiseerd. Je zit hier op een camping met een eigen recreatieteam. Handig is het wel als je hun recreatieprogramma kent (er liggen altijd exemplaren bij de receptie) om te weten wat zij die dag gaan doen. Stel dat jij en zij toevallig een speurtocht organiseren op de camping. Dan lopen de routes behoorlijk door elkaar. En dan krijg je een gigantische verwarring. Dus daar kan je op inspelen door jouw activiteit te verplaatsen naar een andere dag of lokatie. Soms is er in de omgeving heel wat aan activiteiten te vinden. Houd dit in de gaten en probeer er iets mee te doen.
Het tijdstip
Wanneer plan je een bepaalde activiteit. Kampvuur doe je ’s avonds, een veldspel bij goed weer doe je ’s ochtends. Bedenk goed hoeveel tijd een activiteit in beslag neemt. Als je voor het eten een bosspel doet, bedenk dan hoeveel tijd het kost om terug te lopen, handen te wassen en aan tafel te schuiven als je klaar met het bosspel. Je moet dan wel weten hoelang jouw bosspel ongeveer kan gaan duren.
Vaardigheden van de leiding
Binnen een team van leidinggevenden heeft iedereen zijn eigen kwaliteiten. Iemand met twee linkerhanden zal liever geen knutselactiviteit willen uitleggen en begeleiden. Maar zal bijvoorbeeld liever een bosspel willen begeleiden. Probeer hierop in te spelen, zo voorkom je irritaties.
Materialen
Je bereidt je voor door op tijd je materiaal te controleren. Zijn de ballen nog hard, zijn er voldoende lintjes, is er voldoende smokkelwaar (grote smokkelspel), zijn de flessen op tijd gevuld met water als je flessenvoetbal gaat spelen, zijn de zes onderdelen van zeskamp helemaal duidelijk en compleet, etc.
Je bereidt je voor door je medeleiding het spel uit te leggen. Tijdens het spel kunnen kinderen ineens vragen krijgen, of het spel wordt niet meer goed volgens de regels gespeeld, dan kan de andere leiding die meedoet met het spel het nog even snel uitleggen. Het zou natuurlijk zonde zijn als die leiding naar de spelleider moet lopen om te vragen: hoe zat het ook al weer? Mocht je nu wel of niet rennen, of mocht je nu wel of niet meerdere voorwerpen pikken bij de tegenstander.
Voorbereidingstijd
Als je een speurtocht uitzet, ga dit dan niet anderhalf tot twee uur van te voren al doen. Je zit op een camping waar veel andere kinderen rondlopen. Deze kinderen kunnen wel eens je kaartjes weghalen en zo je uitgezette route saboteren.
Financiën
Heb je geld nodig voor een bepaalde activiteit en hoeveel is er gebudgetteerd? Bij zeer warm weer kan je er voor kiezen om een bosbad of een meer te bezoeken. Maar daar moet je voor betalen en controleer dan op tijd of hier budget voor is.
Inlichten van instanties
Vaak is er voor een bepaalde activiteit toestemming nodig van een instantie. Vraag deze toestemming dan ook.
Voor een dropping op een terrein van staatsbosbeheer heb je toestemming nodig. Voor het houden van een kampvuur moet je de brandweer inlichten, of in ieder geval de camping.
Organisatievormen
Op welke manier ga je je activiteit opzetten? Laat je bij een speurtocht de verschillende groepen aldoor vijftien minuten wachten op elkaar met als gevolg dat de laatste groep bijna anderhalf uur moet wachten tot ze kunnen starten? Of kies je voor een andere vorm? En zorg je voor activiteiten terwijl ze moeten wachten?
Veiligheid
Houdt bij het uitvoeren van de activiteiten altijd de veiligheid in de gaten. Overweeg of de mate van risico in verhouding staat met bijvoorbeeld de leeftijdsopbouw van de groep. Zorg dat je altijd de EHBO-trommel bij de hand hebt.
De uitvoering van een activiteit
Als je je gaat voorbereiden op een buitenactiviteit, dan kijk je eerst naar de weersvoorspellingen. Wordt er zwaar onweer voorspeld, dan plan je geen bosspel meer. Gaan de temperaturen stijgen naar ver boven de 30 graden Celsius, dan doe je ’s middags ook geen veldspelen meer.
Spreek af met de leiding wat het eindsignaal is van een spel. Vooral in het bos is dit erg belangrijk. Gebruik een wedstrijdfluit of een megafoon met sirene.
Neem altijd EHBO benodigdheden mee.
Als je gaat spelen op een terrein ver van de accommodatie af, dan tel je altijd de kinderen. Dit kan je in spelvorm doen of met een poortje. Twee leiding (of twee grote kinderen) staan tegenover elkaar en houden in de lucht elkaar handen vast. De rest loopt hieronder door en zo wordt er geteld.
Uitleg
Bij de uitleg van het spel is er één spreker. Die staat voor de groep en heeft goed overzicht op iedereen. De rest van de leiding staat verspreid tussen de kinderen. Mocht er een kind met andere dingen bezig zijn dan met luisteren, kan de dichtstbijzijnde leiding dit kind hierop wijzen.
Denk aan praatje-plaatje-daadje. Kinderen houden niet lang de concentratie vast. Dus wees kort, duidelijk en simpel in je taal, laat een voorbeeld zien van wat er moet en ga dan spelen.
Bij de verdeling van de groepen zijn er altijd kinderen die persé bij hun zusjes, broertjes of vriendjes en vriendinnetjes willen. Dit is niet altijd leuk, het kan soms zelfs het spelelement bederven. Bijvoorbeeld bij vlaggenroof. De tegenstander mag maar één kind gevangen nemen, maar als de twee vriendinnetjes constant hand-in-hand lopen en bijelkaar zijn, dan loopt dit gevangen nemen niet af zoals je zou verwachten. De tegenstander moet of beiden laten gaan, of beiden meenemen of proberen de twee uit elkaar te krijgen.
Wees dus alert hierop bij het indelen van groepen. Probeer zoveel mogelijk, en reken dan op steun van je leiding, de kinderen te overtuigen dat tegen elkaar spelen veel leuker is dan met elkaar spelen. Je voelt zelf aan wanneer je moet toegeven aan de kinderen die bij elkaar willen blijven.
In het kort het volgende:
Deel de groep in
Stel de groep op
Leg de bedoeling van het spel uit
Geef voorbeelden (vooral bij ingewikkelde spelen)
Geef kort en krachtig de spelregels
Vraag of alles duidelijk is
Ga als spelleider zo staan dat iedereen je kan zien en horen
Neem duidelijke beslissingen
Wees echter meer spelbegeleider dan baas
Gebeurt de speluitleg rustig en duidelijk?
Ben ik te verstaan?
Indien mogelijk ondersteun je je uitleg met een plaatje en doe het voor
Liggen alle materialen klaar die je nodig hebt?
Wees enthousiast en betrokken
Tijdens het uitvoeren van de activiteit
De uitleg is gegeven. De kinderen snappen de spelregels en zijn helemaal enthousiast gemaakt om te beginnen. Je medeleiding is er ook klaar voor en al het materiaal ligt klaar.
Stop het spel niet onnodig. Als de kinderen plezier hebben in het spel is dat belangrijk. Je probeert iedereen in het spel te betrekken. Sommige regels werken alleen maar spelbelemmerend. Pas de regels aan de situatie aan.
Kies als spelleider een plaats waarbij je het spel en je groep kunt overzien.
Bij een tikspel aan de zijkant.
Bij een kringspel als onderdeel van de kring
Bij een estafette op de lijn van het keerpunt
In het bos op een goed overzichtelijke plek, de centrale genoemd
Waak ervoor dat je het spel niet “dood” speel door het te lang te doen. Te kort waardoor de deelnemers het spel nauwelijks geproefd hebben, is natuurlijk ook niet goed.
Geef voor het einde van het spel aan dat je wilt gaan stoppen bijvoorbeeld door te roepen hoeveel minuten er nog gespeeld zullen worden. Of dat je stopt na het volgende doelpunt.
Zorg voor een duidelijke afronding vanje spel. In ieder geval deel je de uitslag mee. Je kunt de deelnemers ook vragen hoe ze het spel hebben beleefd en/of afsluiten met een gezamenlijke glas limonade.
Als je iets uit te delen hebt, zorg dan dat ieder een aandenken krijgt en niet alleen de winnaars.
Ruim materiaal op en laat de ruimte achter zoals je hem aantrof, of netter.
De deelnemers
Iedere kampleider (ster) van een kinder- of jongerenkamp kan sterke verhalen vertellen over het gedrag van de deelnemers (sters).
Weet je nog van toen met Pieter, met Sarah, met… Het zijn de onverwachte voorvallen die het kampleven tot iets bijzonders maken.
Een kinderkamp is meer dan met elkaar in huisjes of tenten slapen. Een kamp is een soort samenlevingsvorm, waarbinnen zich verschillende processen kunnen gaan ontwikkelen. Enerzijds is dat een individueel proces, binnen de individuele ontwikkeling van het kind. Een kamp betekent voor een kind een ongewone situatie: Een week lang zonder ouders uit de vertrouwde thuissituatie (voor velen vaak een eerste keer!).;
temidden van in het begin volslagen onbekende leeftijdsgenootjes en leiding;
in een nieuwe omgeving;
vakantie waar al lang naar is uitgekeken en waarvan de verwachtingen hoog zijn.
Deze nieuwe ervaringen vormen voor het kind een aangename uitdaging; al het nieuwe is leuk en spannend, maar kan soms ook bedreigend zijn wanneer een kind zich niet veilig of geborgen voelt. Het is de taak van de leiding om het kind een sfeer van veiligheid en geborgenheid te bieden en het in al die nieuwe situaties te begeleiden, zodat het van alle ervaringen plezier en profijt kan hebben. Dit klinkt misschien hoogdravender dan het in feite is.
Belangrijk is dat je het kind gezelligheid en een fijne groepssfeer biedt, en aan de normale vraag om aandacht tegemoet komt.
Je kunt niet zozeer spreken van een bewuste ontwikkeling van het kind, maar van een grotendeels onbewust “leerproces”. Heimwee bijvoorbeeld kan een hele nare ervaring zijn; wanneer het kind zich hierbij echter goed opgevangen en begrepen voelt, dan zal het dit gevoel makkelijker kunnen overwinnen en zodoende ervan “leren”.
Anderzijds is een kamp een vorm waarbinnen zich een groepsproces kan gaan ontwikkelen. Leiding en kinderen zijn in het begin onbekenden voor elkaar. In de loop van de week leert iedereen elkaar beter kennen, ontstaan er verschillende contacten onderling en vindt er zodoende een ontwikkeling plaats.
Dit ‘groepsproces’ kun je als leiding zo sturen of structureren dat elk kind hierbij zoveel mogelijk positieve ervaringen opdoet. Ook dit is niet zozeer een bewuste taak; veelal gaat het gewoon vanzelf. Echter, wanneer er zich problemen voordoen (een kind dat steeds door anderen gepest wordt of een kind dat nadrukkelijk alle aandacht opeist) is het wel van belang dat je je als leiding van deze sturende taak bewust bent.
Een kamp is dus de vorm waarin de verschillende ontwikkelingen gestalte kunnen krijgen. Het is een groepsgebeuren waarin je het meest elementaire samen doet, eten, slapen, spelen, etc. Alle nieuwe ervaringen worden samen beleefd en met elkaar gedeeld. Een kamp biedt zodoende heel veel voorwaarden tot het ontstaan van een hechte groep.
Problemen
Tijdens de kampweek zullen er ook regelmatig situaties voordoen tussen leiding en deelnemers en deelnemers onderling. Belangrijk hierbij is het om zelf rustig te blijven; kwaad worden heeft vaak geen zin. Wel kun je een probleem oplossen door er samen over te praten en te kijken hoe het de volgende keer zou moeten gaan.
Denk ook aan problemen die kinderen kunnen hebben met onder andere bedplassen, broekpoepen, menstruatie, medicijngebruik. Dit hoort tijdens de kampweek geen probleem te vormen. Door met deze situaties discreet om te gaan, kunnen ook deze deelnemers een fijne week hebben.
Probeer je in dit soort situaties in de deelnemers te verplaatsen en bedenk hoe je je zelf zou voelen in die situatie. Zet een deelnemer nooit voor schut.
Bij conflicten met deelnemers wordt de deelnemer apart genomen. De rest hoeft niet mee te genieten. Zorg echter dat je NOOIT helemaal alleen met een deelnemer bent, i.v.m. mogelijk vervelende gevolgen naderhand…..
Kom je er zelf niet uit, wend je dan tot een van je teamgenoten.
Persoonlijke hygiëne
Er wordt niet geslapen in buitenkleren. Als kleding erg vies is moet deze verschoond worden. Pas als een deelnemer niet meer over schone kleren beschikt, dan kan zijn/haar vieze kleding worden gewassen. Ter overbrugging is er ook reservekleding aanwezig, vooral ondergoed.
Iedere avond gaan de deelnemers onder de douche. De leiding beschikt over het ‘douche-hulppakket’, met shampoo en reservehanddoeken. Douchen kan bijvoorbeeld in de grote gemeenschappelijke ruimte van de camping. Eerst gaan de jongste deelnemers, als die terug zijn gaat de rest. Gedraag je rustig, help waar nodig, wijs op geluidsoverlast. Deelnemers die niet willen douchen met zachte dwang toch onder de douche zetten. Let er ook op dat iedereen zich goed afdroogt, vooral voeten en haren. Zie er op toe dat iedereen schoon ondergoed aantrekt.
Veel kinderen hebben hun douchespullen los. Het is dan handig om ze een plastic tas te geven. Anders verliezen ze alles onderweg.
Let erop dat de handdoeken worden uitgehangen!
Na het douchen worden direct de tanden gepoetst, dus nog bij het douchegebouw. Daarna kan er eventueel bij het kampvuur of in de gemeenschappelijke ruimte nog iets gedronken worden. Voor het naar bed gaan: plassen en handen wassen.
Stel iedere nacht iemand aan om bedplassers uit bed te halen.
Controleer ook iedere ochtend de bedden en slaapzakken. Doe dit discreet en eventueel tijdens het ontbijt als er geen kinderen bij de huisjes aanwezig zijn.
Buitenstaanders
Probeer alle mensen die niet tot je deelnemers behoren, van het kamp te houden. Vraag ze netjes ergens anders heen te gaan, dit ook in verband met de privacy op je kamp. Spreek rondkijkende mensen altijd aan, het kan familie zijn die op bezoek komt of mensen die op een andere manier geïnteresseerd zijn.
Kampboek
Een suggestie is, om iedere week, een kampboek – soort dagboek – rond te laten gaan, waarin de deelnemers naar hartelust hun grollen en grieven kwijt kunnen. Misschien krijg je op deze manier te horen wat de deelnemers wel en niet leuk vinden. Zeg er wel bij dat de dingen die er in geschreven worden niet kwetsend mogen zijn voor andere deelnemers. Ook zou je af kunnen spreken dat de leiding het boek pas leest als de deelnemers alweer naar huis zijn.
Kampvuur
(zie hiervoor ook http://kampvuur.lightofmylife.nl )
Als er op het terrein een kampvuur wordt gemaakt, dan blijven er minimaal 3 personen bij de deelnemers. Zet van tevoren emmers met water neer en zorg dat de deelnemers minimaal 1 ½ meter van de vuurplaats (rustig) op de bankjes zitten. Voordat de laatste persoon naar bed gaat, wordt het kampvuur volledig (met water) gedoofd.
Let op affiches die op de camping hangen i.v.m. het verbod op open vuur. Als deze er hangen mag je absoluut geen kampvuur maken.
Zorg voor huisjes, tenten en terrein
Zorg voor je bivak
Let erop dat terrein, toiletten, huisjes etc geen vuilnisbelt worden. Kijk alles (vooral huisjes en tenten) elke dag na of er geen broedplaatsen voor ongedierte ontstaan. Laat rotzooi elke dag opruimen. Maak heel duidelijk dat dit muizen, ratten, egels e.d. aantrekt. In de huisjes en tenten wordt niet gegeten en/of gedronken.
Het terrein zelf moet nagelopen worden op papiertjes e.d. Uiteraard hadden deze nooit op de grond mogen belanden. Er zijn meestal papierprikkers aanwezig die ze kunnen gebruiken. Er staat op het terrein altijd een aantal vuilnisbakken. Deze worden meestal door de leiding zelf geleegd. Mocht een zak vol zijn, vervang hem dan door een nieuwe. De volle zak kan in de container.
EHBO tijdens een kampweek
Als er een ongeluk gebeurt, is er nooit meteen een dokter of ambulance aanwezig. Eerste hulp zal dan ook moeten worden verleend door iemand die er bij is of langs komt. Dat kunnen wij allemaal zijn. Daarom is het belangrijk te weten wat je moet doen en laten als er een ongeluk gebeurt.
Is er een ongeluk gebeurd dan is het belangrijk dat je niet in paniek raakt, maar je hoofd koel houdt. Hier eerst de 5 belangrijkste regels bij EHBO.
1: Let op gevaar
2: Nagaan wat er gebeurt is / wat iemand mankeert
3: Het slachtoffer geruststellen
4: Zorgen voor deskundige hulp
5: Iemand helpen op de plaats waar hij / zij ligt of zit
Dan hieronder wat dingen die nog wel eens voorkomen , hoe je dit constateert en wat je moet doen.
We beginnen simpel, hoe plak ik een pleister op een vinger.
Voor verwonding aan een vinger is het plakken van een pleister eigenlijk heel eenvoudig. Hieronder ziet u in een paar plaatjes hoe het echt hoort. Op deze manier loopt u niet het risico dat de pleister gaat knellen en insnoeren als de vinger iets opzwelt (PLAATJES KOMEN LATER)
Kleine letsels
1. BLOEDNEUS
Iemand kan een bloedneus krijgen door hard snuiten, maar ook zonder aanwijsbare oorzaak.
Handel als volgt
– Laat het slachtoffer zitten met het hoofd iets voorover, alsof hij schrijft.
– Laat de neus 1 maal snuiten.
– Druk de neusvleugels tegen het neustussenschot, vlak onder het neusbeen of laat het slachtoffer dit zelf doen.
2. VOORWERP IN NEUS OF OOR
a. In de neus
Kinderen stoppen vaak iets in de neus, bijvoorbeeld een kraal, een knoopje of een propje papier. Dit kan worden verwijderd door het kind te laten snuiten.
Houd daarbij het niet-verstopte neusgat dicht. Lukt het niet, blijf er dan van af en laat de hulp aan deskundigen over.
b. In het oor
Wanneer er een voorwerp in het oor zit, ga dan naar een arts. Als een insect in het oor is gekropen, druppel dan lauw water in het oor. Komt het insect niet naar buiten raadpleeg dan een arts.
3. INSECTSTEKEN
Als iemand is gestoken door een mug, wesp, bij of hommel, moet als volgt worden gehandeld.
Verwijder bij een steek van een bij de achtergebleven angel met een pincet of door deze er met uw nagel uit te strijken
Zorg ervoor dat het eventueel nog aanwezige gifblaasje niet wordt leeg geknepen.
In alle gevallen.
– Leg een nat kompres(washandje, theedoek, gaasje)op de steekplaats. Dit vermindert de pijn.
– Als de steekplaats erg dik wordt, ga dan naar een arts.
– Breng iemand die door een wesp in de mond of keel is gestoken onmiddellijk naar een arts of ziekenhuis.
Sommige mensen zijn overgevoelig voor insectensteken. Zij krijgen grote rode, jeukende vlekken op de huid en de oogleden zwellen op. In uitzonderingsgevallen kunnen zelfs stoornissen in de vitale functies optreden. Wanneer het slachtoffer overgevoeligheidsreacties vertoont, is onmiddellijk hulp door deskundigen noodzakelijk
4. UITGESLAGEN TANDEN
Door een slag of val op de kaak kan een tand in zijn geheel worden uitgeslagen.
Handel als volgt.
– Laat het slachtoffer gaan zitten.
– Laat een tandarts bellen en vraag of het slachtoffer snel kan komen.
– Pak de uitgeslagen tand vast aan de kroon (niet aan de wortel) en spoel hem vluchtig schoon met melk of eventueel met water.
– Bewaar de uitgeslagen tand in wat melk of in een bekertje met wat speeksel. De tand mag in geen geval uitdrogen.
– Veeg gezicht en mond schoon
5. TEKENBETEN
Teken leven uitsluitend van bloed. Ze hangen aan grashalmen en takken, en klampen zich aan passerende dieren maar soms ook aan mensen vast. Het duurt enige tijd voordat een teek zich volledig in de huid heeft vastgebeten. Pas dan spuiten ze speeksel, dat bacteriën kan bevatten die de ziekte van Lyme kunnen veroorzaken, in de bijtwond. Niet iedereen die door een teek is gebeten krijgt deze ziekte, die gepaard kan gaan met gewrichtsklachten en verlammingen.
Een teek moet op de juiste wijze verwijderd worden, bij voorkeur vóórdat hij zich volledig heeft vastgebeten. Doe dit met een speciaal tekenpincet, waarmee de teek met een draaiende beweging uit de huid wordt getrokken. Ontsmet het wondje daarna. Gebruik van alcohol of benzine alvorens de teek te verwijderen is ongewenst. Als u geen tekenpincet heeft of er niet mee om kunt gaan, moet u het slachtoffer naar een huisarts brengen. Het slachtoffer dient altijd de datum van de tekenbeet te noteren en deze bij klachten aan zijn huisarts te melden. Geef deze informatie na afloop van de kampweek door aan de ouders/verzorgers van het kind. Klachten kunnen nog maanden na de beet ontstaan.
6. SPLINTER
Een splinter mag u er alleen uit halen als u hem kunt pakken met een pincet of naald. Pak de splinter zo dicht mogelijk bij de huid beet en trek hem er in lengte richting uit. Kunt u de splinter niet pakken, blijven er resten achter of zitten er weerhaken aan (bijvoorbeeld zoals aan een vishaak) dan moet u het door een arts laten doen!
Botbreuken en ontwrichting
Let goed op de verschijnselen van botbreuken:
het slachtoffer heeft pijn
|kan het lichaamsdeel niet bewegen
zwelling
Soms ook:
het lichaamsdeel heeft een abnormale stand
het heeft een abnormale beweeglijkheid
er is een uitwendige wond: er is sprake van een open botbreuk
Wat moet u doen:
zorg dat het getroffen gedeelte zo onbeweeglijk mogelijk wordt gehouden
geef steun en rust aan het getroffen lichaamsdeel in de positie waarin het wordt aangetroffen
dek bij een open botbreuk de wond af
zorg voor deskundige hulp
KNEUZING / VERSTUIKING
Eerst willen we even het verschil uitleggen tussen een kneuzing en verstuiking(verzwikking). Een kneuzing kan overal in het lichaam voorkomen. Een verstuiking echter alleen daar waar een gewricht zit. U zult dus begrijpen dat het verschil tussen een verstuiking en een kneuzing bij b.v. de enkel bijna niet is te zien. Dit is ook niet zo belangrijk, de behandeling is hetzelfde.
Dit zijn de verschijnselen bij een kneuzing en verstuiking:
eerst alleen pijn
spoedig hierna begint het getroffen lichaamsdeel op te zwellen
na verloop van tijd verschijnt een blauwe verkleuring
soms kan het lichaamsdeel direct niet meer bewogen worden
Wat kunt u hieraan doen:
koel het lichaamsdeel met leidingwater, eventueel slootwater, koude omslagen of ijsblokjes gedurende ten minste 10 minuten. Wees in verband met bevriezingsverschijnselen voorzichtig met ijs: zorg dat het ijs niet in direct contact komt met de huid leg een drukverband aan geef rust en steun en leg het getroffen lichaamsdeel hoog laat indien nodig een arts ernaar kijken
Brandwonden
Voor ALLE verbrandingen geldt:
Brandwonden moeten onmiddellijk worden gekoeld. Dit koelen houdt u tenminste 10 minuten vol. Het liefst met stromend lauw water uit de kraan of douche.
Is er geen leidingwater in de buurt dan is in geval van nood zelfs slootwater nog beter dan niets. Eerst water, de rest komt later, want elke seconde telt!
Hoe te handelen bij een eerstegraads brandwond
Een eenvoudige brandwond kunt u zelf behandelen. Dit als het eerste- en kleine tweedegraads brandwonden zijn. Een eerstegraads verbranding is rood, licht gezwollen en pijnlijk.
Hoe te handelen bij een tweedegraads brandwond
Een tweedegraads verbranding is rood, licht gezwollen, pijnlijk en vertoont blaren (soms pas later te zien). Kleding die vastzit aan een verbrande plek mag niet worden verwijderd, omdat door het lostrekken reeds ontstane blaren opengaan. De kleding moet wél nat worden gehouden. Loszittende kleding mag wel worden verwijderd, maar u moet er zeker van zijn dat die kleding niet vastzit aan een
verbrande plek. Na het stoppen met koelen kan de pijn weer toenemen. Dan kunt u gerust opnieuw koelen. De pijn zal afnemen.
Hoe te handelen bij derdegraads brandwonden
Breng het slachtoffer zo snel mogelijk naar een arts of ziekenhuis
Bij derdegraads brandwonden zijn de zenuwen verbrand en de huid heeft zijn normale soepelheid verloren en is pijnloos. De huid is grauwwit (gekookt) of zwart (verkoold).
Afdekken
Een eerstegraads verbranding hoeft niet te worden afgedekt.
Bij tweedegraads brandwonden en derdegraads brandwonden is er vaak ook sprake van een kapotte huid. De brandwond moet daarom worden afgedekt. Dit geldt ook voor blaren die nog niet kapot zijn.
Brandblaren mogen niet worden opengemaakt! Dek de brandwond steriel af, bij voorkeur met metallineverband of anders met steriel gaas. Heeft u dit niet, neem dan een pas gewassen theedoek, servet of handdoek. Bij uitgebreide brandwonden kunt u als vervanger een schoon laken gebruiken. Bij vastzittende kleding, komt de kleding onder het verband te zitten. Breng zowel over de kleding als op de brandwond zelf het verband losjes aan.
Er mag niets op de wond worden gesmeerd. Allerlei huismiddeltjes – zoals boter, melk, tandpasta – mogen niet worden gebruikt. Ook brandzalf niet.
LET OP!
Alleen eerstegraads verbrandingen en minimale brandblaren mogen door de
EHBO’er zelf behandeld worden.
Bij twijfel kunt u het beste een arts inroepen.
Natuurlijk begrijpen wij dat dit een heel korte instructie is. Onthoud altijd dat je je hoofd koel moet houden en let erop dat er een goede taakverdeling is. Spreek aan het begin van je week af wie zich (in principe) met de EHBO bezig houd. Op het moment dat er iets gebeurt moet je ook in de gaten houden dat er een aantal leiding zich met de rest van de kinderen bezig houdt, ook zij kunnen overstuur zijn door wat er gebeurt is. Mocht het noodzakelijk zijn dat je naar een arts of ziekenhuis toe moet neem dan altijd de map met deelnemersgegevens mee, dit ivm de verzekeringsgegevens.
Tenslotte:
Algemene wenken:
De hoofdleiding vraagt elke dag iemand een verslag te schrijven in het logboek. Niet alleen serieuze verhalen, ook leuke voorvallen etc. zijn welkom! Hiervan kunnen we leren voor de volgende kampen.
Raak je vermoeid, of merk je dat een ander vermoeid raakt, zorg dan dat de nodige rust/slaap zo snel mogelijk wordt ingehaald (vroeg naar bed). Je bent de hele week nodig; ken je eigen grenzen en probeer jezelf niet te forceren. Respecteer ook de grenzen van een ander.
Zorg aan het eind van de week voor een goede overdracht van het kamp aan de volgende ploeg. Met name met betrekking tot de kas, materialen, het terrein en overblijvende deelnemers.
Zorg voor een goed contact onderling, dit maakt de week al voor de helft goed. De sfeer onder de leiding bepaalt ook een gedeelte van de sfeer onder je deelnemers. Zorg dat problemen bespreekbaar zijn.
Zorg dat je als leiding op een lijn blijft zitten.
Verdeel bepaalde taken onderling en maak gebruik van elkaars sterke punten.
Houd er rekening mee dat er op een steenworp afstand van ons terrein particuliere kampeerders verblijven.
ALGEMEEN
Aarzel niet iets te vragen als je het niet weet. Er zijn in elke week mensen die al eerder leiding zijn geweest. Maak gebruik van hun ervaringen. Een week Kinderdorp moet een fijne week vakantie worden, zowel voor deelnemers als voor de leiding. Dit is vrijwilligerswerk. We doen dit voor ons plezier, dat mogen de deelnemers best weten. De bedoeling is om er met elkaar een gezellige week van te maken. Dit ligt aan de leiding of het lukt maar ook voor een groot gedeelte aan de deelnemers zelf. Probeer daarom zo snel mogelijk contact met ze te krijgen en houdt zoveel mogelijk rekening met ideeën van de deelnemers.
DEELNEMERSGEGEVENS EN WAARDEVOLLE SPULLEN
Bewaar deze gegevens (inschrijfformulieren, vragenlijsten, etc.) in de kist en houd deze op slot. Bewaar hier ook het geldkistje en waardevolle spullen.
KAMPREGELS
Een aantal van de belangrijkste regels voor de kinderen:
De leiding heeft altijd gelijk! Hier bedoelen we mee dat je altijd naar de leiding moet luisteren.
Bij problemen, van welke aard dan ook, ga je naar de leiding.
Loop nooit met blote voeten op het kampterrein.
Afval in de afvalbak!
Respect voor elkaars verleden, eigendommen en lijf en leden.
Minuutje stilte voor en na het eten.
Met eten wordt niet geklooid.
De huisjes zijn om in te slapen. Je komt alleen in je eigen huisje.
Geld en medicijnen worden in bewaring gegeven bij de leiding.
Regels voor het betreden van bos en hei:
Rukken aan struiken/bomen of het snijden en/of kerven hierin is vanzelfsprekend verboden.
Zoveel mogelijk op de paden blijven.
Verwijder na een spel/speurtocht zo spoedig mogelijk de in het bos aangebrachte versieringen en dergelijke.
Heb respect voor het gebied waar je je bevindt.
Nog enkele regels voor de leiding:
Alcohol en/of (soft)drugs zijn ten strengste verboden!
Er wordt niet gerookt in het bijzijn van de deelnemers.
Denk om je eigen rust, ga op tijd naar bed! Je moet de hele week fit zijn.
Spelmateriaal zo snel mogelijk opruimen na een activiteit.
Als je in het bezit bent van een mobiele telefoon, vragen we je vriendelijk privégesprekken zoveel mogelijk ’s avonds, als de deelnemers naar bed zijn, te voeren. Spoedgevallen kunnen tussen activiteiten worden afgehandeld.
Het gebruik van de eigen telefoon voor stichtingsdoeleinden is in principe voor eigen rekening